Grondrechten in Nederland en de islam

Conservatief Café, Gouda, 23 februari 2011

enigszins aangepast en bewerkt


Vanavond zult u harde taal horen, of in ieder geval uitspraken die u waarschijnlijk als harde taal beschouwt. Maar ik ben bereid alles wat als harde taal beschouwd wordt terug te nemen als er drie moslims zonder om anonimiteit te vragen in het openbaar afstand willen nemen van de stelling dat joden apen en varkens zijn, al-qirada wa-l-xanaaziir, Koran 5:60; dat de moslims de plicht hebben anderen angst aan te jagen, turhibuuna, Koran 8:60; dat ieder die gelooft dat Christus de Zoon van God is, in de oorlog gedood dient te worden, qaatalahumullaah, Koran 9:30; en dat mannen hun vrouwen moeten kunnen slaan, wa-Dribuu-hunna, 4:34. Vier uitspraken uit de koran, drie moslims, en we zijn klaar.

    [Of die vier verzen inderdaad betekenen wat iemand die ze leest op het eerste gezicht denkt, daar gaat het in dit verband niet om. Misschien betekenen deze verzen eigenlijk dat joden heel lief zijn, dat moslims anderen juist geen angst mogen aanjagen, dat christenen door de islam niet bestreden of gedood hoeven te worden, en dat mannen hun vrouwen juist helemaal niet mogen slaan. Waar het om gaat is dat we drie moslims zoeken die afstand willen nemen van wat deze verzen betekenen in de ogen van al diegenen die de islam en de koran verkeerd begrijpen door te denken dat deze verzen anti-joods zijn, en zo voort]. 









     




























  Ik geef u in overweging uw adem niet in te houden tot die drie moslims zich over die vier passages uitgelaten hebben. Er blijven dan trouwens nog een paar honderd koranpassages over waar ik ook nog wel vragen over heb. Ik zou bijvoorbeeld willen weten wat precies de bedoeling is van de koranverzen waarin ertoe wordt opgeroepen niet-moslims dood te slaan, fa-qtuluuhum. Ik zou bijvoorbeeld willen weten wat precies de bedoeling is van de verzen waarin er op wordt aangedrongen oorlog te gaan voeren tegen wie geen moslim is. Het gaat om meer dan 150 passages, die u kunt terugvinden door op Internet te zoeken met behulp van de zoektermen koran war passages.

        De islam leert dat de koran Gods woord is. Daarmee wordt bedoeld dat moslims geloven dat de islam leert dat God de tekst van de koran letterlijk zo aan de aartsengel Gabriel gegeven heeft, die op zijn beurt alles letterlijk heeft doorgegeven aan Mohammed (570-632), die dat ook weer letterlijk heeft doorgegeven aan zijn secretarissen, die dat letterlijk zo hebben opgeschreven. Moslims citeren de koran dan ook met de formule ‘God heeft gezegd..’, qaalallaah ta3aalaa.

De islam leert bovendien dat vanuit de antieke manuscripten de tekst van de koran letterlijk terecht gekomen is in de Arabische koran zoals die tegenwoordig gedrukt in winkels te koop ligt. Ik vind dat allemaal bij elkaar wel heel erg veel om te geloven, er zijn wel heel veel schakels in het spel, maar goed, daar gaat het nu niet om. Iedereen gelooft wel eens wat. Waar het om gaat is dat God in de koran wordt voorgesteld als zittend op zijn troon terwijl hij zijn profeet en de gelovigen toe sist ‘sla ze dood, sla ze dood’ (2:191, 4:89 en 4:91).

        Dan heb ik toch liever de bijbel waarin de profeet Ezechiël (33:11) God laat zeggen: ‘Ik heb geen behagen in de dood van de ongelovige’, nolo mortem impii, of het Nieuwe Testament (Mt 5:44) waarin we ertoe worden opgeroepen onze vijanden lief te hebben. Het contrast tussen de bijbel en de koran kon hier niet groter zijn.

Het is daarom eigenaardig wanneer moslims het voorstellen alsof het van het christendom naar de islam maar een klein stapje is, dat u nodig eens zou moeten zetten. Dat ze dat zelf in werkelijkheid heus niet zo zien, blijkt wel uit het feit dat de islam op het omgekeerde stapje, van de islam naar het christendom, de doodstraf stelt, en denkt u niet dat het hier om een theoretische zaak gaat, zoals de vrienden en de vriendinnen van de islam u wel eens wijs proberen te maken.

        Maar het gaat bij vraag naar de grondrechten in de islam niet allereerst en zeker niet uitsluitend om de koran. Elke godsdienst en elke godsdienstige beweging is meer dan de regels die in het bijbehorende heilige boek te vinden zijn. Het christendom is meer dan de bijbel, en de islam is meer dan de koran. De klassieke leuze sola scriptura, ‘alleen bij de schrift’, geldt uitsluitend binnen de theorie van het christendom in zijn protestantse variant. En ook binnen de leer van de protestantse kerken is de leuze ‘alleen bij de schrift’ trouwens meer ideologie dan praktijk.

Binnen de dogmatiek van andere kerkgenootschappen en godsdiensten speelt deze protestantse regel uiteraard geen enkele rol, ook al menen vooral moderne ongelovigen als onze geliefde leiders Pechtold en Cohen met grote hardnekkigheid dat iets dergelijks wel het geval is. Maar nee, binnen de theologie van de islam is de regel ‘alleen de schrift’ niet geldig. Of de islam iets voorschrijft en of iets inderdaad in de koran staat zijn twee verschillende vragen, met antwoorden die niet identiek aan elkaar zijn. Het zijn kwesties die los van elkaar staan. Er zijn islamitische plichten die niet in de koran staan. We betreden hier de buitenkant van een doolhof van gedragsregels waarin alleen de imams, de ayatollahs en de muftis de weg weten.

De koran dient binnen het systeem van de islam in hoofdzaak om het goddelijk karakter van de islam te verankeren en te garanderen, het is niet het islamitisch leerboek voor gedrag, moraal en moraaltheologie. De regels die de islam oplegt, kunnen dan ook niet direct door een leek uit de koran geput worden. Alleen de islamitische wet- en schriftgeleerden kunnen dat. De regels zoals zij die hebben opgesteld, hebben ze verzameld en gesystematiseerd in de handboeken van de zogeheten sharia.

Buitenstaanders spreken dan ook wel eens van drie islams. Islam1, dat is de koran; er kleven bedenkelijke kanten aan deze vorm van islam, maar wat de koran aanbeveelt is nog kinderspel vergeleken bij de inhoud van de sharia, de islamitische wet. Dat is dan ook islam2. Rechten en grondrechten die enigszins hanteerbaar en bespreekbaar omschreven zijn, vinden we daar. Islam2 is dan ook de islam van de sharia. Wie nu nog niet weet dat de sharia het recht van de islam is, die kan wel op het dak gaan zitten. Daar zal hij dan een aantal Amsterdamse rechters aantreffen, maar daarover bij een andere gelegenheid.

Islam3, dat is wat de moslims daadwerkelijk aan de islam doen en als islam zien. Bij islam3 is er uiteraard sprake van lokale verschillen. Die lokale verschillen worden door vrienden en vriendinnen van de islam aangevoerd om te bewijzen dat ‘de’ islam niet bestaat. Dat maakt de islam heel bijzonder, want volgens deze vrienden en vriendinnen van de Onderwerping bestaat ‘het’ Westen en ‘het’ christendom wel degelijk.

Maar Islam3 is inderdaad niet uniform, per slot van rekening is Java Marokko niet, maar binnen de islam van de wetgeleerden, islam2, zijn er geen belangrijke verschillen. De verschillen die er binnen de islam2 bestaan, zijn onbetekenend, zeker voor buitenstaanders. Ze zijn niet anders of groter dan de verschillen van mening die er binnen bijvoorbeeld het Nederlands recht zijn aan te treffen. Nederlandse advocaten van elkaar bestrijdende partijen zijn het misschien niet helemaal over juridische kwesties met elkaar eens, maar de rechter komt desalniettemin gewoon tot een uitspraak waarmee de zaak beslist is. ‘Het’ Nederlands recht bestaat dus, ondanks de meningsverschillen van de advocaten.

Fundament nummer 1 van islam2 is, zoals de vrienden en de vriendinnen van de islam heel goed weten, de overeenstemming, in het Arabisch de igmaa3. Dit principe staat het ontstaan in de weg van grote, voor de praktijk belangrijke verschillen binnen de sharia.

In Nederland zijn we bijzonder gezegend, want hier hebben we ook nog een islam4: de droombeelden van academische islamologen als de professoren Fred Leemhuis en Maurits Berger. Wat deze creatieve denkers in hun studeerkamers in Wassenaar en Haaren verzinnen, is voor de wereld buiten die studeerkamers van geen enkel belang. Het gaat de wereld buiten hun studeerkamers uitsluitend om de islam zoals die in de moskee gepredikt wordt. Maar over islam1, 2 of 3 spreken de aanhangers van islam4 niet graag de waarheid. Sterker nog, daarover verkopen zij misleidende praatjes, en strooien u al dan niet met opzet zand in de ogen.

Vanwege het geringe belang van de zaak beperk ik mij tot één voorbeeld: Professor Maurits Berger (Leiden) beweert regelmatig dat de sharia voor 95% identiek is aan het Nederlands recht. Als het waar zou zijn, en hij weet natuurlijk heel goed dat het niet waar is, dan hebben moslims weinig te klagen, maar ook als het waar is, zegt het nog niets. Het DNA van de chimpansee en de mens zijn voor nog wel meer dan 95% identiek. Toch is er meestal wel enig verschil tussen een mens en een chimpansee. Bovendien, als in de paar procent eigenheden van de sharia nu net de juridische positie van joden en andere niet-moslims zit, is het natuurlijk goed mis.

        Wanneer we over rechten praten, in de islam en in het Nederlandse rechtssysteem, moeten we vooral kijken naar islam2. Islam1 en islam3 zijn niet juridisch van aard, en laten zich niet helder uit over rechten of grondrechten. Islam4 is flauwekul van geflipte would-be dominees, alleen islam2 speelt in een vergelijking van rechtssystemen een rol. Bovendien is islam2 de enige vorm van islam die professioneel personeel heeft rondlopen, dat de eisen en regels van islam2 kracht bijzet en er permanent op aandringt dat deze regels gehoorzaamd worden.

            Islam2, de sharia, behandelt de grondrechten niet systematisch. De regels die wij ‘grondrechten’ willen noemen, worden in allerlei hoofdstukken van de sharia-handboeken zijdelings behandeld. Uiteraard zijn de islamitische theologen van mening dat de mens niet zichzelf bij universele verklaring (of enige andere verklaring) rechten kan toemeten. Alleen God geeft regels en rechten, en de mens mag die niet veranderen, zelfs al zou de mens in zijn hoogmoed en verwatenheid menen dat die veranderingen verbeteringen zijn.

Vanuit systematisch oogpunt is dit wel te billijken, maar het betekent dat de islam geen ‘grondrechten’ in de Westerse betekenis van dat woord kent. Voor een vergelijking kunnen we niet anders dan van de westerse grondrechten uitgaan, en onder ogen proberen te zien wat de islam en de sharia daarover zeggen.


Laten we beginnen bij de duidelijkste schending van een van onze grondrechten, zoals dat grondrecht is neergelegd in artikel 18 van de Universele verklaring van de Rechten van de Mens, meestal UDHR genoemd: Universal Declaration of Human Rights. Dat artikel 18 luidt: ‘Een ieder heeft het recht … om van godsdienst te veranderen’. De islam denkt daar anders over. De sharia stelt op uittreding uit de islam de doodstraf. Sinds Salman Rushdie, 1989, is dit in het Westen algemeen bekend.

Het is niet helemaal duidelijk of de daadwerkelijke executie van de afvallige de taak van de overheid of van elk individu persoonlijk is, maar volgens sommige sharia-geleerden is het voor een individu slechts een overtreding wanneer hij een afvallige om het leven brengt indien de overheid in gebreke blijft de afvallige op de juiste manier te berechten. Dat betekent dat ook in het westen het leven van elke afvallige bij voortduring in gevaar is. Dat een overheid uittreding toestaat, is helaas niet voldoende. Het gaat er om dat de moskee uittreding toestaat.

          Het Stockholm-syndroom leidt er toe dat een moslim die zichzelf betrapt op het koesteren van het begin van een gedachte aan geloofsafval en uittreding, zichzelf onmiddellijk dwingt die weg niet verder in te slaan. Die kant uit ligt er geen heil, en uitsluitend groot persoonlijk gevaar. Ayaan Hirsi Ali vermoedt dat er honderdduizenden moslims desalniettemin uittreding overwegen, en dat wanneer er eenmaal ergens een golf van ongestrafte uittredingen heeft plaats gehad, de islam als een luchtballon leegloopt. De strengheid waarmee moslims de weinige openlijke uittreders aanpakken, doet vermoeden dat Ayaan zoals haast altijd gelijk heeft.

        Deze doodstraf voor uittreding is ondubbelzinnig onderdeel van islam2. Islam1, de koran, is wat minder expliciet, maar islam3 keurt deze doodstraf impliciet goed. Islam4 wil ons zoals gebruikelijk misleiden, en weet deze regel te nuanceren, in hoofdzaak met het argument dat de regel geen deel uitmaakt van islam1, en soms niet van de in een staat vigerende wetten. Beide nuanceringen zijn irrelevant.

Het is duidelijk dat dit gedoe over uittreding allemaal in flagrante strijd is met het grondrecht dat artikel 18 van de UDHR proclameert. Er is bovendien geen enkele aanwijzing dat de doodstraf op uittreding uit de islam door islamitische wetgeleerden als achterhaald zal gaan worden beschouwd.


Artikel 19 proclameert vrijheid van mening en meningsuiting. Islam1, 2, 3 en 4 gunnen u die vrijheid niet. Islam2 is zoals altijd het meest expliciet. De sharia kent een aantal zeer losjes geformuleerde misdragingen waarop de doodstraf staat. De formuleringen die de sharia gebruikt zijn zo vaag en algemeen dat zo goed als elke mening of handeling er onder kan vallen.

De vrienden en vriendinnen van de islam noemen dit de ‘flexibiliteit’ van de sharia, maar flexibele wetten kunnen voor een beklaagde levensbedreigend zijn in de meest letterlijke zin van het woord. Wetten moeten niet flexibel maar juist scherpomlijnd zijn. Een beklaagde is alleen dan in staat zich goed verdedigen tegen de beschuldiging die wet overtreden te hebben. Het kenmerk van een proces over een opiniedelict, we weten in Nederland sinds kort weer precies wat dat is en hoe zo’n proces toegaat, is de vaagheid van de aanklacht.

           De islam leert dat Mohammed, de profeet van de islam, zonder zonden is geweest, in het Arabisch ma3Suum. De koran niet als Gods woord te erkennen, impliceert twijfel of ongeloof aan dit leerstuk, en wil in feite zeggen dat de twijfelaar of de ongelovige bij zichzelf zegt: ‘Misschien was Mohammed wel een leugenaar toen hij verkondigde dat hij openbaringen van God heeft ontvangen’. Het is beledigend iemand een leugenaar te noemen.

Het afwijzen van de koran als het woord van God is derhalve een belediging van de profeet van de islam. Zulke belediging is volgens de sharia strafbaar. Moslims vergelijken deze strafbaarstelling wel eens met majesteitsschennis. Maar het is een vergrijp waaraan iedereen die nog geen moslim is zich impliciet schuldig maakt door de islam niet of nog niet te omarmen. Wanneer dat opportuun wordt geacht, kan iedereen die geen moslim is, worden aangepakt.

        Terwijl de UDHR bij artikel 10 het uiten van twijfel aan de goddelijkheid van de koran toestaat, wordt het uiten van zulke twijfel door de sharia streng verboden. Het is voor de voorhoede van de islam van groot belang de bewoners van Europa en Amerika te trainen in het respecteren van het verbod dat de sharia hier oplegt. Daartoe worden met medewerking van de Linkse kerk overal in Europa rechtszaken gevoerd. Ook als die rechtszaken door de moslims en hun hulptroepen worden verloren, zijn ze toch een goede les voor wie een rustig en ongestoord leven wil leiden. Twijfel uiten aan de waarheid van de islam en de koran zal dientengevolge zeldzamer en zeldzamer worden. Op een gegeven moment zullen Europeanen en Amerikanen niet meer weten waarom je ook weer geen moslim zou worden. Tegen die tijd zijn de velden rijp om te oogsten. Het Wildersproces is akelig voor Geert Wilders en Rechter Tom Schalken, maar goed voor de training en opvoeding van het Nederlandse volk.

        Atheïsme, agnosticisme en haast alle joodse of christelijke religieuze handelingen kunnen vallen onder het vergrijp ‘schennis van de majesteit van de profeet van de islam’. Atheïsme impliceert dat Mohammed heeft gelogen toen hij verklaarde dat God via Gabriel tot hem heeft gesproken. Agnosticisme betekent dat je tegen Mohammed recht in zijn gezicht zegt dat je het allemaal nog niet zo weet. En, minder theoretisch, het drukken of bezitten van Bijbels impliceert dat de Koran als woord van God je niet voldoende is. Het slaan van een kruis, het opleiden van christelijke voorgangers, het neerzetten van een christelijke bibliotheek, alles kan als kritiek op de majesteit van Mohammed worden uitgelegd. Het dagelijks leven van christenen en andersdenkenden onder islamitisch gezag is dan ook riskant en vol beperkingen, willekeur en onzekerheden. Dat is allemaal niet te rijmen met artikel 19 van de UDHR.


De islam en de sharia staan het toe dat een man een van zijn vrouwen verstoot, en vervolgens die verstoting herroept zonder dit haar mee te delen. Dat betekent dat een vrouw niet noodzakelijkerwijs zeker weet of zij nu wel of niet gescheiden is. Dit is levensbedreigend, want wanneer een getrouwde vrouw het met een ander doet, staat daar de doodstraf door steniging op, ook al verkeert ze in de waan gehuwd te zijn met de man waarmee zij het doet.

Dit vermeende huwelijk is immers nietig omdat ze niet door haar vorige echtgenoot verstoten is. Dat zij geslachtsgemeenschap heeft met de man die zij als haar nieuwe echtgenoot beschouwt, is dus ontucht, want zij kon wettelijk niet met hem in het huwelijk treden omdat zij nog gehuwd was met haar eerste echtgenoot – zonder dat te weten, omdat deze haar niet had meegedeeld dat hij zijn verstoting had herroepen. Uiteraard is deze regeling in strijd met alles wat rechtvaardig en billijk is. Wie dit niet wil geloven dat deze regeling bestaat: zie de boeken van Arun Shourie.

          Artikel 7 van de UDHR stelt dat allen gelijk zijn voor de wet. In het islamitische recht is dat niet zo. Man en vrouw, vrije en slaaf, moslim en niet-moslim zijn voor de sharia niet gelijk. Er is een lange lijst met verschillen. Die verschillen zijn steeds in het voordeel van de vrije moslimse man, en sterk in het nadeel van vrouwen, slaven en al wie de islam afwijst of nog niet geaccepteerd heeft. De regels die ons waarschijnlijk het meest opvallen, zijn dat een moslimman het recht op eenzijdige verstoting van zijn vrouwen heeft, maar dat de vrouw niet over dat recht beschikt; en dat een man die niet tot de islam is toegetreden, niet een huwelijk kan sluiten met een moslimvrouw, maar een moslimman wel met een vrouw die geen moslim is. Uiteraard is dit een ongelijkheid van man en vrouw die in strijd is met UDHR artikel 7.


Artikel 5 van de UDHR stelt dat niemand onderworpen zal zijn aan wrede bestraffing. Zelfs als we in het midden laten of de doodstraf een wrede bestraffing is, is het toch wel heel duidelijk dat de doodstraf door steniging dat is, of ook  de manier waarop Mohammed Bouyeri het hoofd van Theo van Gogh heeft geprobeerd er af te zagen. Ook stokslagen voor het drinken van wijn, amputatie van de hand voor diefstal en stokslagen of geseling wegens het betichten van ontucht zijn wreed en onrechtvaardig.

De islam stelt immers als eis voor ontucht dat er vier getuigen zijn. Zijn die er niet, dan levert de beschuldiging van ontucht het bijzondere vergrijp van ‘betichting’ op. ‘Betichting’ wordt gestraft met tachtig stokslagen. Het probleem hier is dat een meisje dat verkracht is, en niet de vereiste vier getuigen kan leveren, zich schuldig heeft gemaakt aan zulke  ‘betichting’, en ook nog eens tachtig slagen krijgt – wat niet iedereen overleeft.


Op grond van koran 5:33, het ‘zich beijveren verderf te brengen in het land’, yas3awna fi-l-arD fasaadan, stelt de sharia het verspreiden van verderf strafbaar, al-ifsaad fil-arD. Er zijn duizenden zo niet miljoenen mensen op grond van dit nauwelijks gedefinieerde vergrijp ter dood gebracht. Het is waarschijnlijk deze misdaad, het verspreiden van verderf, die de vrienden en vriendinnen van de islam bedoelen wanneer ze betogen dat ‘de’ sharia niet bestaat.


De islamitische theologie wijst de causaliteit af. God herschept de wereld op elk deelmoment, en is daarbij niet gehouden aan enige beperking van voorspelbaarheid of redelijkheid. Dit sluit, in theorie en a priori, het bestaan van causaliteit uit. Islam2 heeft dan ook het ‘geloof’ in de causaliteit tot een van de kenmerken van uittreding uit de islam bestempeld. Het verschil met de bijbel kon weer niet groter zijn; de bijbel, en belangrijker nog: de kerken en de synagoge, gaan er van uit dat God wel redelijk is. Ook westerse moderne ongelovigen zijn van oordeel dat Gods schepping, zeg maar het heelal, redelijk in elkaar zit, en met behulp van de rede te doorgronden is, ook al is dit een oncontroleerbaar geloofspunt, met recht een theorie over alles. Het geloof in die redelijkheid heeft de wetenschap van het christendom geërfd, en het is een axioma voor elke vorm van wetenschappelijk onderzoek. Zonder het axioma ‘gelijke oorzaken hebben gelijke gevolgen’ is de gewone wetenschap niet mogelijk. ‘Geloof’ in de causaliteit als kenmerk van geloofsuittreding te beschouwen, ziet er dan ook uit als in strijd met artikel 27 lid 1: Een ieder heeft het recht te delen in wetenschappelijke vooruitgang. Ik denk dat Moszkowicz dit prima voor een rechtbank aannemelijk kan maken.


Ten slotte stelt de UDHR, artikel 21, dat een ieder het recht heeft om deel te nemen aan het bestuur van zijn land. Een van de eisen die de sharia aan wet- en schriftgeleerden, aan mufti’s stelt, is dat ze moslim zijn. Wanneer de sharia de wet des lands is, zou wie geen moslim is, derhalve zijn buitengesloten van deelname aan rechtspraak, advocatuur, bestuur, en zo voort. Er is geen Moszkowicz nodig om uit te leggen dat dit in strijd is met artikel 21 van de UDHR.


Vrienden en vriendinnen van de islam voeren vaak aan dat het tolerante karakter van de islam blijkt uit de speciale status van dhimmii die de islam toekent aan joden en christenen die zich aan de islam onderwerpen. Dit is twijfelachtig. De dhimmii is aan een groot aantal beperkingen onderworpen. Zo dient hij op de openbare weg een stapje opzij te doen als er een moslim aankomt. Er zijn zelfs plaatsen en tijden geweest dat het een dhimmii verboden was een bril of een paraplu te dragen, maar dat gebod is voor zo ver mij bekend in onbruik geraakt.

        Het is voor een dhimmii verboden muziek te maken of klokken te luiden. Dit verbod op klokken luiden speelde kortgeleden in Somalië, waar ook de schoolbel van een missieschool geacht werd onder dit verbod te vallen. De zichzelf jongerenimam noemende Abdul-Jabbar van de Ven (‘jongerenimam’ is een onbeschermde titel) heeft mij er van proberen te overtuigen dat het muziekverbod echt heus ook voor de kerken geldt. En weg zijn Mozart, Haydn en Bach. En natuurlijk Huub Oosterhuis, maar het is de vraag hoe erg dat dan weer is.


Ik beschouw de tot nu toe behandelde punten als voldoende om de sharia in al zijn vormen met grote beslistheid af te wijzen. Er is natuurlijk veel meer, op het gebied van dieren, van voedsel, van gezinsleven, van hygiëne, van openbare orde, de lijst is lang.

Twee voor het christelijke en het post-christelijke westen belangrijke zaken, de Tien Geboden en de Gouden Regel ‘Zoals gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’, die bestaan alleen in islam4. Dat maakt de islam niet goed inpasbaar in onze maatschappelijke ordening, wat geen probleem hoeft te zijn, want we hebben het eeuwenlang zonder de islam gedaan. Maar moslims kunnen zich geen maatschappelijke ordening voorstellen waarin de islam geen rol speelt.

Het is van belang ook in Nederland ook academisch studie te maken van de sharia, maar ik vraag me af of de vrienden en de vriendinnen van de islam die elkaar aan de Nederlandse universiteiten het alleenrecht hebben gegeven hier onderwijs in te geven, dat erg objectief en wetenschappelijk doen. Bezorgdheid lijkt me hier op zijn plaats.

Een verbod op de invoering van de sharia in de Nederlandse grondwet opnemen is desalniettemin overbodig, want de handelingen waartoe de sharia of de koran oproepen zijn in Nederland allang verboden. Misschien is het tegenover de islamitische voorhoede tactisch wel een goede stap zo’n artikel aan de grondwet toe te voegen omdat die voorhoede overal, ook in Nederland, zo veel mogelijk sharia ingevoerd wil zien, en zo’n expliciet standpunt hen wellicht duidelijk zou maken hoe de vlag in het westen op het schip staat, dat kan ik slecht beoordelen. Maar inhoudelijk betekent zo’n wet niet veel meer dan dat wat volgens de wet verboden is, volgens de grondwet inderdaad verboden is. Ik denk dat juristen en senatoren zo’n wet niet zo mooi zullen vinden en alleen op al esthetische en systematische gronden zich zullen verzetten tegen zo’n grondwetsuitbreiding.


Dames en Heren: Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen. Dan dooft het licht.